Waarom doe je goede dingen?
Woestijnvaders en -moeders zijn mensen die vanaf de vierde eeuw na Christus de woestijn introkken. Ze waren op zoek naar geestelijke groei, wijsheid en inspiratie. Veel van hun uitspraken en verhalen zijn bewaard gebleven en sluiten uitstekend aan op relevante vraagstukken van onze tijd. Neem het verhaal van woestijnvader Poimên van Sketis.
Bij uitgeverij Brandaan is onlangs het boek ‘7 x 7 Levenslessen van de woestijnvaders’ verschenen. We hebben toestemming gekregen daar enkele fragmenten uit over te nemen. Lees het verhaal van de woestijnvader Poimên van Sketis over ‘goede dingen doen’ maar eens.
Vader Poimên vertelde:
Van slechte kwaliteit
Er waren eens twee boeren die in dezelfde stad woonden. De ene boer zaaide en haalde een beetje oogst binnen en ook nog van weinig kwaliteit. De ander was te lui om te zaaien en haalde helemaal niets. Als er nu hongersnood uit zou breken, wie van de twee zou dan nog iets hebben om van te leven? Een broeder antwoordde: “Hij die een beetje van slechte kwaliteit had geoogst.” De grijsaard zei hem: “Laten wij daarom ook zaaien, al is het weinig en van slechte kwaliteit, om niet van honger te sterven.”
Vader Poimên vertelt bovenstaand verhaal aan een medemonnik. “Als ik iemand een stuk brood geef, klagen de demonen mij aan, omdat ik het alleen maar zou doen om complimenten te krijgen,” verzucht de monnik tegen Poimên. Hij is bang om trots te worden op het goede dat hij heeft gedaan.
Natuurlijk, als christen hoor je je in te spannen om goede daden te doen, om het licht van je goede daden te laten schijnen (Mattheüs 5:16). Het nadeel is alleen dat als anderen je goede daden zien, ze je al snel geweldig vinden. Voor je het weet vliegen de complimenten je om de oren: ’Wat geweldig van je!’, ‘Wat super dat je dat doet!’ of ’Wat heb jij toch veel geld bij elkaar gelopen met die sponsorloop!’ Nu zijn complimenten goed bedoeld. Maar ze zijn ook een potentieel gevaar volgens de woestijnvaders. Voor je het weet ben je trots op jezelf en hoogmoed leidt tot schande en weinig goeds (Spreuken 11:2).
Inderdaad, als je alleen goede dingen doet om er zelf beter van te worden, dan kun je dat maar beter niet doen. God kan kennelijk erg boos worden om dit soort onrecht (Romeinen 2:8). Maar als je je best doet om nederig te blijven, ook al lukt dat misschien niet helemaal, hou dan vol en blijf zo nederig als je kunt. Leer van het verhaal over de boeren dat Poimên ooit vertelde. Blijf nederig goede dingen doen, want uiteindelijk zal het kleine beetje goede werken, ook al is het van slechte kwaliteit, beloond worden (Romeinen 2:6-7)